De tweede Niyama: Santosha

Het achtvoudige pad

De Niyama’s vormen de tweede stap van het achtvoudige pad uit de yoga sutra’s van Patanjali. De eerste stap van de Yama’s, geweldloosheid, waarheid, niet stelen, leven in Brahma en hebzuchtloosheid, is volledig gericht op de buitenwereld. Deze eerste vijf waarden vertellen ons hoe we ons moeten verhouden tot anderen. In de tweede stap, de Niyama’s, gaat het om onze innerlijke wereld. Zuiverheid, Santosha, discipline, zelfstudie en overgave zijn de vijf bijbehorende waarden. In deze blog bespreken we de tweede waarde van de tweede stap, Santosha.

Wat betekent Santosha?

De meest gangbare vertaling van Santosha is tevredenheid, maar zelf denk ik niet dat dit het beste Nederlandse woord is om dit concept te omschrijven. Want waar zijn we tevreden mee? Santosha is niet ergens tevreden mee zijn, maar gaat er juist om tevreden te zijn ondanks je omstandigheden. Wat er ook gebeurt, ongeluk of voorspoed, Santosha betekent een stabiele tevredenheid. En omdat we vaak tevreden zijn met iets, in plaats van ondanks, is dit niet de beste vertaling. Evenwichtigheid of standvastigheid is wat mij betreft een veel passendere vertaling. Deze begrippen geven aan dat we stabiel blijven of behoren te blijven ondanks alle veranderingen in de wereld. 

De wereld waarin we leven is continue in verandering. Sterker nog, de enige pijn die je voelt is wanneer je je verzet tegen verandering. Het is essentieel voor een stabiele geest om jezelf niet te laten beïnvloeden door gebeurtenissen van buitenaf. Zelf denk ik altijd aan een bijzonder verhaal, een Chinese parabel, wanneer mij dingen overkomen die ik moeilijk vind om te verwerken:

De man verloor zijn paard.

Geluk en ongeluk creëren elkaar, en het is moeilijk om hun veranderingen te voorzien. 

Een rechtvaardige man leefde dichtbij de grens. Hij was eigenaar van een mooi paard. Zonder aanleiding rende het paard weg, naar het land van de barbaren. Alle mensen in het dorp hadden medelijden met hem, maar de man zei: ‘Wie weet of dit geluk brengt.’ 

Een aantal maanden later kwam zijn paard bij hem terug en met hem een kudde mooie wilde paarden. Iedereen in het dorp feliciteerde hem met zijn geluk, maar de man zei: ‘Wie weet of dit ongeluk brengt.’

Nu de man rijk was geworden door de paarden, genoot zijn zoon ook veel van het berijden van de wilde paarden. Op een dag probeerde hij op te stijgen, maar hij viel en brak zijn been. De mensen in het dorp hadden medelijden met hem, maar de man zei: ‘Wie weet of dit geluk brengt.’ 

Een jaar later vielen de barbaren het land binnen en in het dorp net over de grens werden de mannen opgeroepen om te vechten. Negen van de tien mannen uit het dorp werden gedood tijdens de gevechten, behalve de zoon van de man, die niet mee kon vanwege zijn gebroken been. De man en de zoon overleefden beide de invasie.

Dus, ongeluk brengt geluk, en geluk brengt ongeluk. Dit gebeurt zonder einde en niemand kan voorspellen hoe het gebeurt.